EEN LESERVARING IN BOMA, CONGO

Op de lijst van de Human Development Index (HDI) 2017 staat de Democratische Republiek van de Congo (DRCongo) op plaats 176 op 188 landen. De levensexpectantie is 59 jaar, de gemiddelde scholingsduur 6 jaar en het BNP 680 USD per persoon en per jaar. De 12 landen achter Congo behoren alle tot Subsaharisch Afrika. De plaats van Congo is contradictorisch, Congo hoort niet thuis in deze groep van landen, waar klimatologische omstandigheden, gebrek aan bodemrijkdommen en populatiedichtheid een verklaring kunnen vormen voor hun niet-comfortabele plaats op de HDI lijst. Congo is een land dat slapend rijk zou kunnen zijn: de machtige Congostroom kan elektriciteit leveren voor een groot deel van het continent, de ondergrond heeft altijd wel een metaal dat van essentieel belang was, of nog is, ten voordele van koploperslanden op de HDI lijst: uranium, koper, coltan, goud, diamant, cobalt. In Congo zit een groot deel van de tabel van Mendeljev onder de grond, niet uitgebaat door de Congolezen zelf, maar in handen van buitenlandse firma’s.

 

En toch, ondanks dit fabelachtig potentieel, hebben de natuurlijke rijkdommen niet geleid tot een verbetering van de gezondheidszorg en onderwijs, eerder het tegendeel. De volksgezondheid is dramatisch, het onderwijs ondermaats. Waarschijnlijk zijn de officiële cijfers over levensverwachting en onderwijsparticipatie nog te optimistisch. Voor deelnemers onder ons aan Congomissies is het een triest zicht te zien dat rond 9 u al een kolonne kinderen, mooi in uniform, naar huis trekken, weggejaagd omdat de ouders het schoolgeld niet betaald hebben. In september is de bezetting van het hospitaal van Kisantu lager dan normaal; het is voor de ouders kiezen tussen gezondheid of kinderen naar school sturen. Congo is een land zonder Staat, niet bekommerd om het welzijn van zijn burgers.

 

Tegen deze achtergrond van voortdurende achteruitgang en sociale negligentie probeert onze Alumnivereniging, in goede en kwade dagen van de Belgo-Congolese relaties, niches te ontdekken waar we invloed kunnen uitoefenen voor de verbetering van het onderwijs. LUMOS, onze zusterorganisatie binnen de biomedische sector van de KU Leuven, tracht sinds 2007 met aandacht voor de kwaliteit van zorg in Kisantu en geassocieerde ziekenhuizen, een modelsite uit te bouwen voor gezondheidszorg in Congo.  Onze Alumnivereniging heeft sinds zijn ontstaan in 1977 meegewerkt aan de ‘relève’ van de medische faculteit van de universiteit van Kinshasa (UNIKIN) door het ondersteunen van klinisch wetenschappelijk onderzoek en het verstrekken van doctoraatsbeurzen. Vermits de meeste kleinere universiteiten in Congo lesgevers van UNIKIN betrekken in hun onderwijsprogramma dragen we indirect bij tot het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs ver buiten Kinshasa.


De beste manier om de vinger aan de pols van de medische opleiding te houden is zelf te participeren in het onderwijs. De meest recente ervaring situeert zich in de Université Kasa-Vubu in Boma, een staatsuniversiteit in de Kongo Central, het vroegere Bas-Congo. Op initiatief van rector Prof. Anastasie Malaga Maponda werd in maart 2018 een internationale equipe bijeengebracht om een aanzet te geven tot verandering van onderwijsattitudes in de medische faculteit. Maakten deel uit van de groep: Prof. Bernard Spitz (Verloskunde) en Prof. Fons Verdonck (Fysiologie), emeriti en alumni van KU Leuven, samen met Congolese ex-PhD studenten gesteund door de Alumnivereniging, Prof. Cathy Ali-Risasi, Anatomopathologie, en Prof. Jean-Pierre Elongi, Gynaecologie, beiden van het Mama Yemohospitaal van Kinshasa, Dr. Elizabeth Khadua, King College London (Traumatologie en Orthopedie), Prof. Peter Buser, Wiskunde, universiteit van Lausanne. Er werd intensief lesgegeven, in samenwerking met lokale assistenten, waarbij ervaring opgedaan werd voor later te ontwikkelen afstandsgestuurd onderwijs. Het is onmogelijk voor de universiteit van Kinshasa, en Lubumbashi, om al de universiteiten, die als paddestoelen uit de grond rezen over het ganse land, te bedienen. Zonder één of andere vorm van afstandsbegeleid onderwijs kan dit nooit lukken; en de technologie om dit te realiseren is er. Cruciaal in dit proces zijn de lokale assistenten die de link moeten vormen tussen docenten op afstand en de studenten. De drijfveer om nieuwe onderwijsvormen te introduceren zijn de studenten zelf. Zij zijn de eerste slachtoffers van de organisatorische chaos en ‘elasticiteit’ van het academiejaar door wispelturigheid van hun docenten en afwezigheid van residerende lesgevers.  Universiteiten huizen meestal in aftandse gebouwen uit de koloniale tijd, met een belabberde didactische infrastructuur. Het medisch curriculum is niet aangepast aan nieuwe ontwikkelingen in medische kennis. Gebrek aan middelen, en voortdurende electriciteitsonderbrekingen, hebben als gevolg dat enkel theoretisch onderwijs min of meer mogelijk is.


Om het pilootproject Boma enige kans te geven zal onze vereniging een auditorium uitrusten met zonnepanelen zodat projectie continue mogelijk is, de communicatie promoten tussen docenten, assistenten en studenten, en starten met een lijn vaardigheden aangepast aan de lokale context. Uit dit kleinschalig experiment kan ervaring opgedaan worden hoe in een context van weinig middelen toch aan kwaliteitsverbetering kan gewerkt worden zodat andere perifere universiteiten kunnen betrokken worden bij het experiment. De goodwill van studenten is er alvast.

Het universitair medisch onderwijs in Congo baadt in een sfeer van commercialisering, gebrek aan kwaliteitscontrole, overaanbod van studenten, fraude en corruptie. Een mank lopend onderwijs zal uiteraard bijdragen tot een mank lopende gezondheidszorg. De negatieve context kan ontmoedigen en doen afhaken, maar kan ook een uitdaging zijn om er toch iets van te maken in extreem moeilijke omstandigheden, zoals Congolese studenten noodgedwongen moeten doen. Voor Congo geldt meer dan ooit ‘Optimism is a moral duty’. Misschien kan Congo profiteren van het groeiend inzicht in het Westen dat iets moet gedaan worden om de levensomstandigheden, waarvan onderwijs en gezondheid een wezenlijk onderdeel zijn, in Afrika te verbeteren. Sommigen pleiten voor een Marshall plan voor Afrika.  Dit is wat de Alumnivereniging al een veertigtal jaren probeert te doen: maximaal inzetten op onderwijs, en niet toegeven aan Afropessimisme. Onze steun richt zich niet in eerste instantie op institutionele samenwerking, maar zoekt en promoot excellente individuen die door hun initiatieven van onderuit aan capaciteitsopbouw en institutionele versterking kunnen werken.

Em. prof. dr. Fons Verdonck

α.Vesalius" tijdschrift- jaargang 30 nr. 2 - juni 2018 - pag. 15-16

Bijlage: alumni-vesalius-1802-def-web.pdf